Het uitvliegen van kroppers

Waarom is het uitvliegen belangrijk voor onze dieren? De frisse en gezonde buitenlucht ‘doet leven’ en geeft onze dieren extra vitaliteit. Enerzijds is de uitvlucht mede verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de spieren en het opbouwen van een goede conditie. Anderzijds stimuleert het uitvliegen het paargedrag en komt alzo een succesvol kweekseizoen ten goede.

Met uitvliegen bedoelen we dat onze dieren over de volledige vrijheid (vrije uitvlucht) of over een gedeeltelijke vrijheid (een vliegruimte van minimum 6 m²) kunnen beschikken. Een volière die niet dieper is dan 2 meter kan je niet als een degelijke vliegruimte beschouwen maar wel als een uitbreiding van het hok.

Als je duiven vrij uitvliegen en er komen ‘nieuwelingen’ op het hok, moet je deze eerst 'uitwennen'. Je houdt de nieuwelingen dan best 14 dagen opgesloten. Zo kunnen deze aan hun nieuwe thuis gemakkelijker gewennen. Als zij aan het nieuwe logement en diens bewoners gewend zijn, plaats je ze in een kooitje buiten het hok. Zo kunnen zij ook aan de buitenomgeving van het hok, waar hun hokgenoten vrij in bewegen, gewoon geraken. Een week later laat je ook hen van de vrijheid genieten. Ze zullen zich zonder enige problemen bij de kolonie aansluiten. Als zij éénmaal uit eigen wil het hok binnen en buiten zijn gegaan, weten zij dit voor altijd en kan je zeggen dat het uitwennen is gelukt.


Idem hierboven.

Als je een ‘volledige nieuwe stam’ dieren hebt aangekocht en deze wilt uitwennen, ga je echter voorzichtiger te werk. Deze duiven hebben namelijk geen voorbeeld van hoe het moet. Je laat hen dan ook liefst wat langer aan het hok en haar omgeving gewennen. Diegenen waaraan je ziet dat ze zich goed thuis voelen, laat je eerst vrij uit. Als zij het vrij uitvliegen gewend zijn, laat je ook de anderen hun gang gaan. Als je duiven eieren hebben, is dit een goed moment om ze voor een eerste keer vrij uit te laten. Dit is namelijk een teken dat zij zich goed thuis voelen want anders waren ze niet aan een broedsel begonnen.


Zo vrij als een vogel!

Wanneer je kroppers de mogelijkheid hebben tot vrij uitvliegen, kan je des temeer van hen genieten. Je kan dan beter hun gedragingen bestuderen. Je merkt dadelijk op dat het gedrag van duiven in vrije uitvlucht totaal verschilt aan dat van opgesloten dieren. Hierbij valt het 'actief zijn' van de duivinnen het hardste op.

Vooral in het kweekseizoen hebben de duiven de neiging om naar buiten te gaan. De hokken worden zo vroeg mogelijk geopend, als het kan zelfs bij zonsopgang. Het voordeel aan een hok met volière is dat je het hok dag en nacht kan laten openstaan zonder te moeten vrezen dat nachtelijke roofdieren het hok zullen betreden. Als de hokken worden geopend, komen de doffers al snel naar buiten. Ze koeren om het hardst en klapperen met hun vleugels. De meest dominante doffers belanden nu en dan zelfs in een felle vechtpartij.

Als dit duivengeweld na enkele minuten wat bedaard is, wagen enkelen zich op de grond om wat groen of grit te pikken of om een bad te nemen. De meeste gaan rond de klok van 12 uur terug naar binnen om zich met een zware en vermoeiende taak namelijk 'het broeden' bezig te houden. Je kunt hierop niet echt een tijd zetten. Sommigen begeven zich rond 11 uur op het broednest, anderen pas rond 13 uur.


Duivin op zoek naar allerlei 'extraatjes'.

De vrijgekomen duivin aarzelt niet en vliegt onmiddellijk naar buiten. Na haar uitgebreide rekoefeningen daalt ze neer op de grond waar ze praktisch de hele dag zal verblijven. Met volle aandacht zoekt ze naar allerlei 'extraatjes'. Als er jongen zijn, gaan vader en moeder zij aan zij samen op pad. Sommige duiven, vaak doffers, vliegen graag naar buiten en dit om heel andere redenen. Zij vliegen meestal haastig heen en weer met twijgjes en takjes in hun bek om er een nest mee te bouwen. Zij leggen deze zorgvuldig in de broedbak waarin de duivin, wachtend op haar eerste of tweede ei, de karwei afmaakt.

Sommige duiven hebben geen zin om actief te zijn. Zij liggen meestal lui te zonnebaden in het gras of op het dak van het hok of plaatsen zich op een rustig plaatsje in de volière.

Belangrijk is dat je als fokker je diertjes iedere dag rond hetzelfde uur binnenroept (liefst omstreeks 15 à 16 uur in het vroege voorjaar of het najaar en omstreeks 17 à 18 uur in de zomer) voor de grote dagelijkse voederbeurt. Je doet dit best iedere dag op hetzelfde uur omdat er dan regelmaat in hun leven komt. Zij worden dit gewoon. De doffers en duivinnen voelen hierdoor bijvoorbeeld beter aan wanneer zij moeten gaan plaats wisselen bij het broeden. Wanneer het dan zover is, blijft geen van allen buiten want ze weten goed dat het de grote dagelijkse voederbeurt is en die het eerst bij de voederbak zijn, gaan met het beste lopen. Na deze voedering gaan de duivinnen meestal terug plaats wisselen om op hun broedsel rustig in slaap te dommelen. De doffers gaan op hun beurt haastig tekeer aan de voederbak. Daarna gaan ze net zoals in de voormiddag een tijdje naar buiten of gaan soms terug nog een tijdje broeden. Voor de avond valt, komen zij allen terug binnen om de nacht door te brengen. De meeste hebben hiervoor een vast zitplankje. Nooit zullen zij in de volière of buiten het hok gaan slapen.


Dominicaan duivin in vrijheid!

Spijtig schept het uitvliegen ook problemen: jonge duiven worden speels wanneer ze in een te talrijke groep vertoeven. Ze vliegen dan al eens graag een toertje rond. Het ergste is wanneer er ééntje weg fladdert, volgt de rest, één voor één, zelfs de oudere. Zo nieuwsgierig als ze zijn, vliegen ze van dak tot dak om er te pikken en te gluren. Wanneer er dan een 'bijzonder beestje' bijzit, maak je je als liefhebber ernstig zenuwachtig uit schrik dat hij of zij verloren zou geraken wat echter nooit of zelden gebeurt. Dit probleem ontstaat elk jaar weer in de maanden juli en augustus als de groep te groot wordt. De groep vrije uitvliegers zou nooit de 20 mogen overschrijden. Je kan dit probleem oplossen door de jonge dieren, waarvan men weet dat het geen prijsmakers worden, op een of andere manier uit te schakelen. Bij de meeste gaan ze in de soep, sommigen verkopen ze op de dierenmarkt of aan opkopers. Om het rondvliegen te vermijden, kan je ook indien mogelijk de jonge dieren of een deel ervan in een hok met volière plaatsen.

Een ander ernstig probleem zijn katten. Houd daarom nooit zelf een kat als je duiven ‘vrij’ uitvliegen. Duiven wennen nooit helemaal aan deze roofdieren en zullen steeds instinctief schrikwekkend reageren. Anderzijds zal je kat wel wennen aan onze gevederde vrienden maar 100 % zekerheid dat deze op een dag een duifje pakt, heb je nooit. Als je zelf een kat bezit, is het wel vaak zo dat ze ongedierte zoals ratten en muizen weghoudt. Zwerfkatten zijn daarentegen een ander probleem want zij zijn eerder geneigd om onze vogels te vangen. Gelukkig heb ik van deze boosdoeners nog niet te veel last gehad. Slechts een enkele keer toen een duif verdwenen was, vond ik achter een of andere struik nog enkel een hoopje pluimen. Het is dus opletten geblazen met deze roofdieren in de buurt.

Vergiftiging is een probleem dat zich praktisch nooit voordoet. Hou je duiven veiligheidshalve een tijdje binnen als er meststoffen op het gras of tussen de planten liggen of als er tegen onkruid is gesproeid.

Wanneer je voetbevederde rassen kweekt, is het aangeraden na de ruiperiode de diertjes niet meer of enkel bij stralend weer uit te laten. De voetbevedering wordt namelijk niet echt vuil maar blijft ook niet zeer proper wat echter wel vereist is wanneer je aan tentoonstellingen of shows deelneemt. Vooral een witte voetbevedering is snel vuil. Een vuile voetbevedering kan je echter altijd verschonen door de vogel in bad te steken. Je wast de vuile veren met lauw water en ongeparfumeerde zeep of shampoo. Je gebruikt hiervoor je handen of een zacht handborsteltje. Je spoelt de vogel schoon en zet hem te drogen. Als hij droog is, ziet hij er weer perfect uit. De kans bestaat immers ook dat de dieren in de vrije uitvlucht hun voetbevedering vernielen, zeker als je een actief ras kweekt zoals de Gentse kropper. Het enige wat men dan nog kan doen, zijn de stukgeraakte veren uittrekken. Na een vijf- tot zestal weken heeft hij er nieuwe en kan hij terug geëxposeerd worden.

In de winter en zeker bij guur vriesweer laat je je duiven nooit of te nimmer uit. De vrieskou doet onze edele diertjes weinig goed. Door inteelt of vergedreven doorfok zijn onze kroppers in vergelijking met de in de vrije natuurlevende soortgenoten minder bestand geworden tegen de soms harde natuurfenomenen. Ze kunnen trouwens door de sneeuw verblinden en hierdoor volledig in de war geraken.

Het scheiden van doffers en duivinnen in de rustperiode na de kweek schept ook problemen bij het uitvliegen. Je laat ze daarom om de beurt uit, liefst de doffers in de voormiddag. De duivinnen laat je in de namiddag uit. Liefst laat je de duivinnen ook iets vaker en langer uit omdat ze er meer behoefte aan hebben. Ideaal is om de doffers te plaatsen in een hok met ruime vliegruimte en de duivinnen vrij uit te laten. Beiden kunnen dan tezelfdertijd een frisse neus halen. De doffers zullen paarlustig in de volière paraderen. Aan de andere zijde van het gaas zullen de duivinnen op hun beurt hetzelfde doen. Je kan ook de duivinnen in het hok met volière plaatsen en de doffers vrij uitlaten. De keuze is aan u.

Toch heb je als fokker onnoemelijk veel voordelen als je duiven van de vrije uitvlucht kunnen genieten. In het kweekseizoen is er geen enorme overlast meer op het duivenhok, wat zeer belangrijk is en vooral de fokresultaten ten goede komt. Bij het uitvliegen worden onze duiven ook opmerkelijk tammer.

Een feit is dat duiven die over de volledige vrijheid kunnen beschikken, over een zeer goede conditie en een goede gezondheid beschikken wat ook weer de kweek ten goede komt.

Vooral actieve kropperrassen komen volledig tot hun recht als zij vrij kunnen uitvliegen. Je merkt op dat de vogels ervan genieten wanneer zij vrij hun gang mogen gaan. Jammer heeft niet iedereen de mogelijkheid om zijn diertjes dit alles te gunnen. Mensen die in de stad wonen, kunnen vaak onmogelijk hun diertjes vrij laten uitvliegen.

Maar duiven hebben vaak een eigen karakter dat niet of moeilijk te veranderen is. Dieren die het duivenhok van jongsaf minder graag uitvlogen, zullen dit nooit of te nimmer graag uit eigen wil doen. Dit geldt niet alleen voor het uitvliegen maar ook voor andere aspecten in de sierduivenliefhebberij. Slechte broedduiven als jongdier zullen vaak slechte broedduiven blijven ook als oud-dier. Het ligt in hun karakter dat zij van kindsbeen af meedragen. Als je deze dieren eigenhandig buiten het hok haalt, zullen zij geen 5 minuten buitenshuis blijven. Zo vlug ze kunnen, vliegen zij terug naar binnen om hun bekend en vertrouwd zitplankje of broedhokje op te zoeken.

In het algemeen stelt men bij de meeste tamme duivenrassen vast dat ze dankzij vrije uitvlucht opmerkelijk tammer worden. Wat is hiervan de oorzaak? Misschien is het omdat ze in de vrije buitenomgeving niet constant een broedhok of een zitplankje moeten verdedigen of doordat ze niet hoeven te vechten om bij de drink-, eet- of gritbak te kunnen geraken. Dit alles, voor de duiven een kwestie van overleven, is mede oorzaak voor een hoop 'stress' op het hok.

Door het vrij uitvliegen is het net alsof deze stress zich minimaliseert en in sommige gevallen zelfs geheel verdwijnt. Het verdedigen van hun territorium brengt vaak een hoop ongemak teweeg. Twee doffers die menen dat juist dat ene broekhok van hen is, vechten op leven en dood. De fokker kan hierbij wel een handje helpen door bij het vechtende paar tussenbeide te komen. Dit doe je door tijdens het gevecht de doffer die in dat broedhok niet thuishoort een paar keer hardhandig uit het broedhok te verwijderen. Deze doffer krijgt zo de indruk dat hij het van de andere doffer heeft verloren en na enkele keren zal hij zich gewonnen geven. De doffer die in het broedhok blijft zitten, gaat zich steeds sterker voelen waardoor de verliezer het definitief zal moeten opgeven.

Maar ook buiten het hok zie je soms zulke praktijken. Wat een stress heerst er niet over de kolonie wanneer ze na een tijdje zonder, terug een nieuw fris bad aangeboden krijgen of als je een bakje vitaminepoeder verstrekt. Allen willen tegelijk in bad. Allen willen tegelijk het snoeppoeder verorberen ook al is er genoeg voor iedereen. Er is hier geen beurtrol zoals in de supermarkt. Ze hebben geen geduld, zelfs al is er voldoende water in de wasbak om iedereen beurtelings een wasbeurt te verschaffen. Ze vechten steeds om voor zichzelf het beste te verkrijgen.

De Engelse kropper of Norwich kropper heeft duidelijk een ander karakter dan bijvoorbeeld de Saksische of Gentse kropper. Zij zijn rustiger, nemen de tijd voor een dutje. Alles verloopt minder opgejaagd en er heerst beduidend minder stress. Beide soorten heb ik gefokt als derde ras bij mijn Saksische en Gentse kroppers. Hun gedragingen waren opmerkelijk verschillend met deze van de Saksische of Gentse kropper. Als zij samen in éénzelfde hok geplaatst werden, was het wel zo dat na enige periode de Engelse en Norwich kroppers het karakter van de Saksische en Gentse kroppers leken over te nemen.

Bij B. Reckers in Duitsland waar mijn Engelse kroppers vandaan kwamen, was ik enorm verrast hoe rustig en tam deze zijn vogels waren. De hokken waren goed gevuld (net niet overbevolkt). Alle dieren zonder uitzondering gedroegen zich opmerkelijk tam. Ze bleven allen rustig naast mekaar zitten in een kleine ruimte. Als je ze zelfs van dichtbij benaderde, bleven ze rustig op hun zitje zitten en vertoonden hier hun mooiste kunstjes. Van angst of stress was hier duidelijk geen sprake. Dit was een echt prettige ervaring. Het viel wel op dat B. Reckers zijn duiven op een zéér rustige manier en met véél zachtheid behandelde. De duiven kenden hem natuurlijk maar ook voor mij, een wildvreemde in huis, schrokken zij niet. Dit is toch wel even anders als een vreemde persoon de hokken van mijn Saksische of Gentse kroppers betreedt. Ze reageren soms verschrokken, staan onmiddellijk onder stress en voelen zich bedreigd. Als je duiven echter vrij uitvliegen en bijvoorbeeld op het gazon zitten te grazen, zullen zij rustig verder grazen als een vreemd iemand hen benaderd. Toch raar maar volgens mij is dit weer omdat de duiven in vrije uitvlucht minder last hebben van stress.


Dominicanen in bad!

Dat zowel vogels in de vrije natuur als diegene die in gevangenschap leven de grootste liefhebbers van baden zijn, is allang geen geheim meer. Hoe vaak zien we niet dat een merel of een mus in een dakgoot of in een plas water vrolijk zit rond te spartelen? Als het regent kunnen ze zich heerlijk laten natregenen.Als we onze duiven een fris bad aanbieden zal geen van allen dit negeren zeker als zij er een tijdje zonder mee hebben moeten doen. Het baden is tevens een prima waardemeter om de gezondheidstoestand van je dieren op te meten. Een zieke duif kruipt nooit of te nimmer in de badkuip. Zij heeft hier geen aandacht voor. De drukte erin en er rond is niets voor haar en ze houdt zich daarom liever afzijdig. Enkel diegenen die gezond zijn en over een goede conditie beschikken, wagen zich in de kuip.

De standaardafmetingen van deze badkuipen zijn meestal 50 cm x 50 cm of 60 cm x 40 cm. Ze zijn meestal 10 à 12 cm. hoog en voor 3/4 met water gevuld. Badkuipen met een hogere rand en die met meer water gevuld zijn, kunnen gevaarlijk zijn en leiden tot verdrinking.


Na enkele weken zonder kan het zeer
druk worden bij de kuip.

De ideale plaats om deze badkuipen neer te zetten is buiten het hok d.w.z. in de vrije natuur of in de uitvliegruimte. In het hok plaats je ze beter niet omdat er vaak te veel gemorst wordt want in en rond de waskuip heerst er een drukte van jewelste. Dit ontaard soms in flinke vechtpartijen. De krachtigste dieren zullen meestal als eerste een bad nemen maar soms ook niet want als twee honden vechten om een been, dan …

Met 4 à 5 dieren tegelijk stappen ze in de kuip. Ze beginnen onmiddellijk met zich nat te spartelen. Hierbij zetten ze hun verenkleed als het ware 'open' waardoor het water goed tussen de veren kan doordringen. Ze leggen zich dan op één zijde, de vleugel wordt helemaal open gespreid. Na een tijdje wentelen ze zich van zijde en krijgt ook die kant een degelijke wasbeurt. Als zij voldoende nat geweekt zijn, leggen ze zich te drogen in de zon of op een beschut plaatsje. Nu de dieren die eerst in bad geweest zijn liggen te drogen, zijn de andere aan de beurt en wordt de hele scène herhaalt. Rond de badkuip liggen vaak jonge dieren te genieten van het opspattende water dat hun verenkleed bereikt. Zij spartelen net alsof zijzelf in de badkuip zitten. Straks zullen zij ook de frisse kuip betreden. Al heel jong, reeds 7 à 8 weken oud, kruipen zij bij de kuip en hebben het grootste plezier.


Deze witroek gaat in bad, ...

Als je je dieren constant een gevulde badkuip verstrekt, vermeid je wel een hoop drukte. Enkel als zij behoefte hebben, zullen zij een bad nemen. Het gevaar schuilt er dan wel in dat onze dieren van het vuile water gaan drinken. Het toedienen van een handvol badzout en bleekwater kan hier helpen. Dit helpt ook tegen luizen. Keukenzout is minder effectief. Het helpt wel tegen luizen maar ze gaan er vlugger van drinken want duiven lusten graag zout.

Soms voelen onze dieren niets voor een bad. Ze blijken er dan gewoonweg geen behoefte aan te hebben. Je merkt dit bijvoorbeeld aan de momenten dat het regent en ze met geen stok buiten te krijgen zijn. Naar het schijnt moeten er factoren van atmosferische aard zijn die de vogels er al dan niet van weerhouden zich nat te laten worden. Voelen zij soms aan dat het vochtgehalte in de lucht te hoog is waardoor zij voor de avond valt niet meer opgedroogd geraken?


sprankelt zich nat, ...

Zowel tijdens de hete zomerdagen als in het voor- en najaar is een wekelijks bad steeds welkom. Ideaal en nuttig is het om je dieren twee maal per week de gelegenheid tot baden te geven. In de voormiddag reeds verstrekken we onze dieren een gevulde kuip met schoon water. Zo kunnen alle dieren ervan genieten. Ook in de winter mag je een badkuip aan je dieren verstrekken maar dan mag het niet te hard vriezen. Bij streng vriesweer is dit uit den boze omdat je dieren dan volledig onderkoeld kunnen geraken en doodvriezen. Maar zoals gezegd, onze dieren voelen zelf aan wanneer een bad gewenst of ongewenst is.

Nadat onze dieren allen in de kuip zijn geweest, blijft er een grijsachtige vette laag op het water achter dat afkomstig is uit hun verenkleed. Ook huid- en veerschilfertjes stromen in het water rond. Je dient daarom het water te verwijderen als het baden afgelopen is. Zo belet je je dieren ervan te drinken. Ze zullen er vast niet van sterven maar voorkomen blijft ...


dompelt zich onder, ...

Vooral in de ruitijd is het verstrekken van een gevulde badkuip van groot belang. Het bevordert een snelle en positieve rui. Vooral voor voetbevederde rassen is het een 'must' om een vlotte rui en goede ontwikkeling van voetveren en de slagpennen te bevorderen. Zonder bad zullen zij ook wel uitgeruid raken maar toch raad ik je niet aan om je vogels dit grote genoegen te onthouden.

Na het baden gaan de meeste zonnebaden. Zij kunnen zich voor lange tijd (soms enkele uren) in de zon leggen. Sommigen spreiden de staart en de vleugels zodat de zon ook aan deze veren kan geraken. Zelfs tijdens de heetste dagen leggen zij zich rustig te zonnen. Net zoals bij het baden in water, zie je dat je dieren van het zonnebaden evenzeer kunnen genieten.


en komt er frisgewassen terug uit.

Als je duiven uitvliegen merk je vaak dat het echte lastposten kunnen zijn (zie pagina 'lastposten'). Ondanks dat de dieren in de dichte nabijheid van het hok over voldoende plaats beschikken, vliegen enkele stoute duivinnen naar de daken van de buren en lokken de andere vogels automatisch mee. Daar aangekomen, besmeuren ze de terrassen en tuinmeubelen met hun uitwerpselen. Zoals eerder beschreven kan je als oplossing (voordat de andere dieren zich deze slechte gewoonte hebben aangeleerd) de boosdoeners een tijdje niet meer uitlaten. Je kan ook de slagpennen aan één van beide vleugels afknippen. Ze kunnen dan slechts enkele meters vliegen en de slechte gewoonte hebben ze vaak verleerd tegen de tijd dat de nieuwe pennen teruggegroeid zijn. Gedurende deze periode worden ze echter wel een gemakkelijke prooi voor katten. De keuze ligt bij U zelf. Het veiligste blijft natuurlijk om de dieren te plaatsen in een hok met volière.


Na het baden leggen de meesten
zich te drogen of gaan zonnebaden.

Je kan dus besluiten dat van de vrije uitvlucht vooral gebruik gemaakt wordt door de duivinnen. Zij vertoeven graag in de vrije natuur om de ganse dag op zoek te gaan naar allerlei 'extraatjes'. De doffers blijven in het algemeen liever binnenshuis. Zij broeden meestal en krijgen hierdoor immers minder de kans zich naar buiten te begeven.De vrije uitvlucht biedt voor- en nadelen maar staat borg voor de beste conditie en een goede gezondheid!

Je leert je dieren op een unieke manier kennen. Een kropper met een opgeblazen ballon die een toertje vliegt, komt als een ware explosie over, een lust voor het oog. Van op grote afstand hoor je het klapperen van hun vleugels. Vooral de doffers kunnen veel lawaai veroorzaken als hun vleugels tegen mekaar klapperen. Ze schijnen het graag te doen en het is een prachtig schouwspel waarvan enkel fokkers van kroppers kunnen genieten.