De Gentse kropper wordt door velen de ‘parel’ der kroppers genoemd. Deze eervolle benaming is niet onterecht. De Gentse kropper komt oorspronkelijk uit Vlaanderen en de Nederlanden maar vooral uit de omstreken van Gent. Reeds in 1400 werd hij door de voornaamste Vlaamse schilders op doek gebracht. De Gentse kropper werd lange tijd ‘Slager’ genoemd omdat hij vaak krachtig de vleugels klappend bijeenslaat, vooral als hij vliegt. Hij is een uitmuntend vlieger.
De Gentse kropper moet massief en breed zijn en goed blazen. Hierdoor maakt hij een imposante indruk en het lijkt alsof hij zich hiervan bewust is. Trots en verheven toont hij zich aan zijn toeschouwers.
Gentse kroppers zijn goede nestdieren.
Niet enkel in België en voornamelijk in Vlaanderen is de Gentse kropper zeer geliefd. Ook in landen zoals Nederland, Duitsland en Frankrijk wordt hij hoog geprezen. Dit heeft hij vooral te danken aan zijn fors maar sympathiek voorkomen en zijn levendig karakter. Het is een vriendelijk dier dat zich gemakkelijk en overal aanpast. Vele fokkers kweken het ras omwille van zijn gedrevenheid. Het is een vogel die niet stil kan zitten! Het is een vrolijk dier, steeds goed gehumeurd. Op het hok heerst er daarom een drukte van jewelste. De dieren zijn altijd even enthousiast en ten allen tijden paringsbereid. Lente, zomer, herfst of winter het maakt niets uit, als zij niet gescheiden worden, mag je eieren van je Gentse kroppers verwachten.
De dominicanen, de bonten en de witroeken (éénkleurig), komen het talrijkst voor. Nieuwe fokkers van Gentse kroppers schaffen zich dan ook vaak een van deze kleurslagen aan. Het standaardniveau bij deze dieren ligt immers een stuk hoger dan bij de overige kleurslagen. Bij de minder gefokte kleurslagen mankeren de dieren vaak in vele opzichten. Ze zijn te klein en te smal gebouwd en wat vooral opvalt, ze blazen onvoldoende. Hierdoor zijn zij minder populair en op de achtergrond verzeild geraakt. Dit is een spijtige maar normale zaak want er zijn maar weinig fokkers die zich bezig houden met de moeilijke taak een ras op te bouwen of op hoger niveau te halen. Men koopt liever goede dieren omdat dan de kans groter is dat men er in de kweek iets van terechtbrengt . Toch tref je sporadisch ook bij de zeldzame kleurslagen nu en dan topexemplaren.
Door hun zeldzaamheid zijn bepaalde kleurslagen bijna zo goed als zeker uitgestorven. Fokkers die tijd en moeite steken in het fokken van deze zeldzame kleurslagen verdienen een dikke proficiat voor hun geduld en inzet. Zij zijn even zeldzaam als de dieren die zij fokken en dankzij hen krijgt onze liefhebberij toch iets extra kleur en fleur.
Fokkers die menen dat de Gentse kropper enkel ‘zwaar’ of enkel ‘goed getekend’ moet zijn, hebben het mis! Het is spijtig dat sommige fokkers in Vlaanderen maar ook daarbuiten met deze gedachte rondlopen. Als ‘kropperfokkers’ zouden we toch beter moeten weten. Dit groepje fokkers draagt mede schuld dat de goed blazende Gentse kroppers momenteel zeldzaam zijn geworden. Sporadisch vind je in België, Frankrijk, Nederland en Duitsland nog prachtexemplaren die zich kenmerken door hun opvallend blaaswerk. Het is zeker waar dat een Gentse kropper over voldoende massa moet beschikken maar als zij blazen komt hun fors voorkomen toch extra naar voren. Fokkers die menen dat de Gentse kropper niet moet blazen, kunnen mijn inziens beter mondains, kings of andere nutduiven gaan kweken. Ze zijn in de fok en in de selectie stukken eenvoudiger. Dieren zonder blaaswerk die uitmunten in type en stand hoeven daarom niet persé van het hok te verdwijnen. Zij dragen op hun manier bij in de opbouw van een goede standvastige stam. Probeer alleszins je koppels samen te stellen dat tenminste 1 van de 2 dieren goed blaast. Een goed blazende duivin gekoppeld aan een forse standvastige doffer is de ideale keuze. Een goed blazende doffer gekoppeld aan een minder goed blazende duivin geeft minder goede resultaten maar blijft beter dan 2 gekoppelde dieren die niet blazen.
Nadeel is dat een goed blazende Gentse kropper vaak naar achter leunt en de staart niet meer horizontaal draagt. Dit is volgens de standaard echter toegelaten! Hier wordt duidelijk vermeld dat een Gentse kropper in ruststand een zo horizontaal mogelijke stand moet benaderen. In actie is dit quasi onmogelijk! Gelukkig is de betere keurmeester hiervan op de hoogte. Zij beoordelen de Gentse kropper nog steeds als 'kropper' en belonen vaak de dieren die goed blazen. Kroppers die niet blazen, zullen dan ook zelden hoge resultaten boeken. Op shows valt het dan ook op dat keurmeesters de goed blazende kroppers vaak een extraatje geven. Zij weten maar al te goed dat blazende dieren veel moeilijker te fokken zijn en bijgevolg steeds zeldzamer worden.
Echte kampioenen zijn diegenen die in horizontale stand hun krop 'gemakkelijk blazen' en hierbij zodanig functioneren zonder krampachtige bewegingen te vertonen en hierdoor hun evenwicht trachten te verliezen. De 'overblazers' vertonen vaak deze krampachtige bewegingen. Ook dit is geen mooi beeld.
Feit is ook dat zulke superblazers zo delicaat zijn dat zij vaak maar enkele jaartjes te leven hebben. Ook dit brengt met zich mee dat er zo weinig goed blazende dieren in het circuit circuleren. Hoe minder de dieren blazen hoe gemakkelijker de nafok. Gemakzucht is dus mee verantwoordelijk dat je heden nog maar weinig goed blazende dieren aantreft.
Een Gentse kropper moet natuurlijk zijn gewicht hebben want hij moet in de eerste plaats kracht uitstralen. Een grote ballon staat garant voor de uitstraling van kracht. Is het je nog niet opgevallen dat als twee dieren naast elkaar zitten, de ene zeer zwaar gebouwd maar zonder blaaswerk, de andere iets minder zwaar gebouwd maar met een kanjer van een ballon, deze laatste een krachtigere uitstraling heeft dan het exemplaar dat niet blaast. Het is namelijk die ontzettend grote ballon die het dier zijn krachtige uitstraling geeft. Dit wil niet zeggen dat te licht gebouwde dieren met grote ballon goede Gentse kroppers zijn. Nee, alles moet naar verhouding zijn.
Je hebt ook een serie fokkers die denken dat onze brede en massieve Gentse kropper een soort kleurduif is. Zij letten overdreven op kleur en tekening. Hen raad ik aan om een of ander kleurduifje te kweken. Denk er aan dat het selecteren op ‘visstaart’ of ‘slabgrootte’ uit den boze is want de tekening bij Gentse kroppers valt niet vast te leggen! Selecteren op kleur en tekening brengt met zich mee dat type en stand worden verwaarloosd en dan zit je binnen de kortste keren met ‘te kleine en te lichte kroppertjes’ opgezadeld!
Besluit: een goede Gentse kropper heeft een fors voorkomen. In ruststand benadert hij een zo horizontaal mogelijke stand. Hij heeft zwaar bevederde benen, staat tamelijk hoog gesteld en vertoont een opvallend blaaswerk met opgerichte stand!