Onze rasdieren zouden in de volle natuur al dan niet een kort leven tegemoet gaan. Door het verstrekken van drinkwater en voeder helpen wij onze dieren elke dag weer. Ik herinner mij wel enkele Oudhollandse capucijnen en eens een keer een Zwarte non die samenhokten met verdwaalde reisduiven in de kerktoren. Jarenlang vonden zij de dagelijkse kost.
Veel hoogwaardig doorgefokte rassen zoals bv. Engelse kroppers, pauwstaarten, meeuwen of raadsheren zouden het er maar enkele dagen volhouden. Zij zijn niet bekwaam om geheel voor zichzelf te zorgen. Ze beschikken trouwens niet over de fysieke conditie, vliegkunst en hardheid om uren en uren naar voedsel of drinkwater te zoeken. Jarenlange inteelt heeft hen lichamelijk in een zwak kleedje gezet. Je merkt ook dat bij dieren die in gevangenschap leven de natuurlijke drang naar het zoeken van allerlei groen, grit en dergelijke sterk verminderd. Gelukkig verstrekt de mens haar dit alles. Door vers bloed in te brengen of door te kruisen versterk je die oeroude drang maar ook de natuurlijke weerstand tegen allerlei ziektes en kwalen. De kunst bestaat erin om zodanig te kruisen dat er een algemene rasverbetering uit ontstaat. Je kunt door te kruisen niet alleen het lichamelijke aspect (kleurslag, stand en houding, lengte van de poten, ballon, enz.) verbeteren maar ook sommige negatieve of positieve eigenschappen van de duif zelf.
Er zijn bijvoorbeeld kleurslagen bij bepaalde kropperrassen die na de 1ste week hun jongen niet meer of slecht voeren. Door ze te kruisen met een aanverwante kleurslag bv. rood (deze kleurslag verzorgt zijn jongen wel goed) met geel (verzorgt zijn jongen slecht) kan je hierin verhelpen. Zulke kruisingen hebben echter geen zin als de kleuren niet aan elkaar verwant zijn of als het standaardniveau van het ras hierdoor achteruit gaat. Bij rassen zoals de Norwich kropper en de Chinese meeuw zijn er geen kleurslagen die hun jongen geheel zelfstandig kunnen grootbrengen en hoef je bijgevolg hieromtrent niet te kruisen. Om hun nageslacht te verzekeren hebben zij menselijke hulp nodig.
Als fokker moet je dan de jonge vogels eigenhandig verder groot brengen of je verlegt ze naar een ander ras dat wel jongen groot brengt (voedsterduiven). Zonder deze hulp zouden vele rassen niet verder kunnen blijven bestaan. Andere hulp zoals het verstrekken van nestmateriaal of zelfs een door de fokker eigenhandig, deftig gemaakt nest komt enkel de nafok ten goede. Hoeveel eieren heb je als fokker van de zwaar voetbevederde rassen hierdoor al niet gered?
Bij sommige rassen zoals pauwstaarten kan je de bevruchting der eieren bevorderen door de enorme staarten bij te knippen. Bij alle rassen kan je de veertjes rondom de aarsopening uittrekken of bijknippen ter bevordering van de bevruchting. Het zijn vaak kleine hulpjes die wonderen doen. Hoe vaak helpen we onze diertjes niet op het medische vlak? We kuren hen tegen allerlei ziektes en verzorgen nu en dan onze geblesseerde exemplaren met de grootste bezorgdheid.
Het hok dat wij zo ideaal mogelijk inrichten, doet dienst als beschutting tijdens de koude wintermaanden. Verder zorgt deze woning als bescherming voor roofdieren zoals katten, wezels...
Je kan zeggen dat dankzij de hulp van de mens de mooiste duivenrassen tot stand zijn gekomen. Het mooiste blijft echter de hulp die de fokkers elkaar verlenen. Het uitwisselen van fokmateriaal, goede raad, … maakt onze hobby in vele opzichten speciaal!