Saksische Kropper Wit

Zoals bij vrijwel de meeste tamme duivenrassen komt ook bij de Saksische kropper de witte kleurslag voor. Wit is een zeer geliefde en gewilde kleur bij menig sierduivenfokkers. Dat de witte duif het symbool van de vrede voorstelt, speelt zeker mee in zijn populariteit.

Witte vogels bezitten geen pigmentkorrels of -staafjes. Er bestaat zowel dominant als recessief wit. Je kunt met het blote oog niet zien of een witte volwassen vogel dominant of recessief is. Je kunt dit wel zien bij pasgeboren jonge witte vogels. De jongen met veel nestdons zijn dominant, die met weinig donshaar zijn recessief. Deze laatste moet je goed volgen in hun ontwikkeling. Als zij niet goed opgroeien, ruim je ze beter op. Zij zullen later minder vitaal en bijgevolg slechte kweekdieren zijn. Een goede raad is dus om deze dieren niet voor de fok te gebruiken. Je ruimt ze best op maar dan moet je natuurlijk over voldoende andere fokdieren beschikken.

Een goede witte vogel heeft geen enkele kleurstof in het gevederde, snavel, nagels en oogranden. De witte Saksische kroppers zijn hagelwit van kleur, tenminste als je ze correct verzorgt (maïsvrij voeder verstrekken, ...). Zij hebben in tegenstelling tot hun gekleurde soortgenoten een bruin tot donkerbruin oog (vitsoog) in plaats van een oranje tot geel. Zij moeten over bleekgrijze oogranden beschikken.

Indien je witte Saksische kroppers wil kweken is, het aangeraden om je dieren maïsvrij te voederen. Maïs bevat namelijk een stof die het pigment van duiven verdonkert. Maïs is dus wel aan te raden bij de kweek van rode of gele dieren. Er zijn tal van graanmerken die een maïsvrij voeder op de markt brengen. Het is vaak een tikkeltje duurder maar dit moet je er maar bijnemen, wil je hagelwitte vogels fokken.

Het standaardniveau van de witte Saksische kroppers was midden jaren ’90 matig tot goed. Met uitzondering trof je hier en daar een zeer goede vogel. Er was immers nog veel werk aan de winkel. Vooral wat betreft de voetbevedering (die bij de meeste vogels te klein en niet vol genoeg was). Ook het type moest nog bijgewerkt worden. Deze negatieve punten waren bijna allen het gevolg van een te veelvuldige kruising met Engelse kroppers. Je zag dit duidelijk aan het type en de stand (het borstbeen trad naar voren, de dijbenen traden onvoldoende naar voren, ...). Het kruisen met vedervoetige Saksische eksterkroppers (liefst geel of zwart) en met Pommerse kroppers zou voor oplossingen zorgen. Anno 2003 zijn de witte Saksische kroppers in deze gebreken enorm verbeterd.