Kruisingen uit Saksische kroppers

Als je een bepaald ras of een kleurslag binnen een bepaald ras op hoger niveau wil brengen, is het soms noodzakelijk dat je als fokker je durft wagen aan allerhande kruisingen.

Als je stam van hoog niveau is, hebben kruisingen weinig of geen zin. Als je blauwe Saksische kroppers kweekt, heeft het bv. geen zin om te kruisen met andere kleurslagen. Je zou enkel het hoge standaardniveau dat de blauwen bezitten naar omlaag halen. Als je vers bloed wil, koop dan elders een blauw koppel om aan je stam toe te voegen. Toch begrijp ik nog steeds niet dat vele fokkers van Saksische kroppers hun koppels samenstellen aan de hand van een strenge selectie op de kleur. Saksische kroppers zijn toch geen kleurduiven. Het type en de stand komen op de eerste plaats!

Menig aantal fokkers zijn ook niet in kruisingen geïnteresseerd omdat de jongen die geboren worden uit zulke kruisingen vaak over een niet erkende kleurslag beschikken en alzo niet tentoonstellingsgerechtigd zijn. Hierdoor zijn deze dieren voor verkoopdoeleinden eveneens ongeschikt. Een toekomstige kandidaat-fokker van om het even welk ras is immers geneigd om zich eerder een koppel duiven aan te schaffen waarmee direct geëxposeerd kan worden. Een bastaard slaat niet aan en is niet gewild bij beginnende sierduivenliefhebbers. De postduivenliefhebbers maken hierop een uitzondering omdat het bij hen uitsluitend om de vliegcapaciteiten gaat.

De meeste kruisingen lopen niet van een leien dakje. Het is vaak een lange weg die veel vakkennis, geduld en een tikkeltje geluk vraagt. Het zijn dan ook vaak geroutineerde fokkers die zich aan allerhande kruisingen durven te wagen. Een pas gestarte fokker in de sierduivenliefhebberij zie je zelden op deze manier werken.

Feit is wel dat door allerhande kruisingen je hok binnen de kortste keren met een aantal bastaardduiven wordt opgevuld. Het is zeker waar dat zulke bastaards maar een slordig zicht op het duivenhok geven. Het vormt een beeld van dat je zomaar duiven onder elkaar kweekt zonder enig nut, dat je een fokker bent zonder kennis van zaken. De toekomst zal echter uitwijzen dat deze bastaards onontbeerlijk waren in het opkrikken van het niveau van je stam Saksische kroppers.

Deze bastaardduiven zijn trouwens maar tijdelijke logementbewoners. Binnen enkele jaren, als zij hun nut aan de stamopbouw hebben bewezen, verdwijnen zij binnen de kortste keren van het hok. Zij zorgden er ondertussen wel voor dat aan je stam vers bloed werd toegediend waardoor je nu over zeer vitale en krachtige dieren beschikt. Nu kan je terug enkele jaren aan lijnenteelt doen (de zoon koppelen aan de moeder en de dochter aan de vader) om zo het onderste uit de kan te halen.

Je kunt er echter van schrikken hoe snel de bastaarden terug nakomelingen geven in de correcte hoofdkleur. Vaak in de 3de, soms al in de 2de en sporadisch zelfs in de 1ste generatie kweek je dieren in de kleur die je vooropgesteld had.


De verkeerdvleugelkropper of vedervoetige
Saksische eksterkropper verschilt niet veel
in type met zijn neef De Saksische kropper.

Het kruisen moet natuurlijk zin hebben. Witte dieren met een magere voetbevedering ga je bijvoorbeeld niet meer kruisen met een Engelse kropper. Nee, voor hen gebruik je een ras met zware voetbevedering. De Gentse kropper of Oud-Hollandse kropper zul je zeggen. Fout, zij verschillen teveel in type en zijn trouwens te gewichtig. De kruising met bijvoorbeeld de gele of zwarte verkeerdvleugelkropper zou hier een verstandige keuze zijn. Gele Saksische kroppers ga je bv. kruisen om een nageslacht te bekomen zonder haarveren, een meer opgerichte stand en langere benen. De Engelse kropper zou in dit geval wel een goede keuze zijn.

Hoofdzakelijk zijn het trouwens deze twee rassen (verkeerdvleugelkropper of vedervoetige Saksische eksterkropper en Engelse kropper) waarmee je best kruisingen doorvoert. Het zijn beide rassen met een hoog opgerichte lichaamsstand en een slank voorkomen. Ook Pommerse kroppers die niet te 'gewichtig' zijn, worden nu en dan gebruikt voor het verbeteren van de voetbevedering.



De verkeerdvleugelkropper of vedervoetige
Ook de Pommerse kropper wordt omwille
van zijn grote voetbevedering nu en dan
gebruikt om te kruisen met Saksen.

Vooral de verkeerdvleugelkropper (vedervoetige Saksische eksterkropper) heeft een algemeen voorkomen dat niet veel aan dat van de Saksische kropper verschilt. Hij heeft immers hetzelfde land van oorsprong namelijk Saksen en Thüringen. Dit dier is vooral geschikt om te koppelen aan Saksische kroppers die een gebrek aan voetbevedering hebben. De verkeerdvleugelkropper (vedervoetige Saksische eksterkropper) heeft namelijk rijk bevederde benen. Als extraatje zijn deze zwaar bevederde benen ook nog tamelijk lang en smal gesteld waardoor onze Saksische kropper niet in beenlengte hoeft in te leveren. De dijbenen zijn naar voren gebogen wat ook een pluspunt is. Zorg er echter altijd voor dat de dieren die je voor je kruisingsdoeleinden gebruikt ook wel degelijk aan de hierboven vermelde raskenmerken beantwoorden. Een verkeerdvleugelkropper (vedervoetige Saksische eksterkropper) met te korte benen en daarbij ook nog breed gesteld, of eentje die te zwaar is of niet blaast, ... gebruik je liever niet. Ook de Pommerse kropper wordt omwille van zijn grote voetbevedering nu en dan gebruikt om te kruisen met Saksen.


De verkeerdvleugelkropper of vedervoetige
Saksische eksterkropper geel is ideaal om te
kruisen met gele Saksische kroppers omwille
van de kleur en voetbevedering.



Als Saksische kroppers te klein zijn en over
onvoldoende beenlengte beschikken, worden
Engelse kroppers ingekruist.



Koppel gele Engelse kroppers
Fokker/eigenaar: G. Crommen.

De Engelse kropper is ook een zeer geschikt dier om met je Saksische kroppers te kruisen. Deze slanke kropper heeft zeer lange benen en een nagenoeg verticale stand. Je kruist dit ras dus aan Saksische kroppers die te breed van taille, borst, rug en schouders zijn, te korte benen hebben en een te horizontale stand hebben. Een pluspunt is dat goede Engelse kroppers tevens over een kanjer van een ballon beschikken wat toch weer mooi meegenomen is. Negatief punt is de voetbevedering die te klein is en het ontbreken van gierhakken. Je kunt Engelse kroppers dus best kruisen met Saksische kroppers die over een goede, volle voetbevedering bezitten anders duurt het enkele generaties eer je dieren terug over een degelijke voetbevedering beschikken. Een goede raad is tevens om Engelse kroppers te gebruiken die, voor hun standaard, over een te zware voetbevedering beschikken. Ze bestaan en als je zoekt dan vind je ze.

Zelf heb ik ooit rode en gele Engelse kroppers gebruikt om te kruisen met mijn gele Saksische kroppers. Mijn gele Saksische kroppers hadden immers een te horizontale stand, te weinig beenlengte en een te korte hals. Omdat ze tevens te breed gesteld en te klein waren, besloot ik hier iets aan te doen. Omdat de Engelse kropper smal en slank gebouwd is, wel over een lange beenlengte, een opgerichte houding en een lange hals beschikt, zou ik op zoek gaan naar enkele dieren om deze te kruisen met mijn stam gele Saksische kroppers.

Omdat in België geen bekende fokkers van Engelse kroppers gekend zijn, belandde ik na een korte zoektocht bij de heer Bernhard Recker, wonende nabij Münster in de Duitse Bondsrepubliek. Hij bezat een mooie stam Engelse kroppers in de rode en gele kleurslag. Ik legde mijn probleem uit en ik kon over een 5-tal exemplaren beschikken voor kruisingsdoeleinden. De vijf dieren bestonden uit 3 rode duivinnen, 1 gele duivin en 1 gele doffer, allen van matige tot goede kwaliteit wat het standaardniveau van de Engelse kropper betreft. Ik was er jaren van overtuigd dat de Saksische kropper wat betreft hoogtebereik tot de grootste duivenrassen behoorde vanwege zijn slanke lijn, opgerichte houding en hoge beenstand. Tot ik thuis kwam met deze Engelse kroppers. Zij leken wel reuzen tegenover mijn kleine Saksische kroppertjes. Ik wist toen meteen dat de kruising met deze dieren zou leiden tot een algemene ras- en standaardverbetering van mijn gele Saksische kroppers.

Uiteindelijk ben ik gaan kruisen met 3 duivinnen, 2 rode en 1 gele. De twee beste Engelse kroppers (gele Engelse doffer en rode Engelse duivin) had ik uit interesse aan elkaar gekoppeld. Later zou ik ze eventueel nog kunnen kruisen als ik dit zou willen. Opmerking: dit koppel heeft dat jaar geen enkel koppel jongen zelf voortgebracht, d.w.z. eieren leggen, uitbroeden en de jongen grootbrengen. Telkens als er eieren waren, stopten zij met broeden al na een 3-tal dagen. Zonder voedsters moet je er dus niet aan denken om een degelijk aantal jongen te kweken uit dit moeilijke ras. Het was vooral de duivin die het broednest in de steek liet.

Ik kon dat jaar gelukkig steeds de bevruchte eieren verleggen onder een koppel voedsters. Zo kon ik mijn horizon in de sierduivenliefhebberij weer wat uitbreiden. Je kunt een ras pas echt leren kennen als je er mee gekweekt hebt en dit liefst meer dan 1 seizoen.


Eerste generatie jongen geboren uit een gele
doffer (Saksische kropper) x een roodbonte
duivin (Engelse kropper): De gelerchte
waren telkens duivinnen, de doffers waren
chocoladegekleurde (dominant rode).



Eerste generatie jonge gelerchte duivin
geboren uit een gele doffer (Saksische
kropper) x een roodbonte duivin (Engelse
kropper). Heeft toevallig of niet de perfecte
gelerchte kleurslag. Zelfs de bronsachtige
schijn op de borst is rijkelijk aanwezig.

Door de teleurstelling in het slechte broeden door het koppel Engelse kroppers kwamen wel veel vragen bij me op. Zouden de koppels die ik samengesteld had (gele Saksische doffers met rode en gele Engelse duivinnen) ook zo slecht broeden? Gelukkig was dit niet het geval.

De Saksische kropper is namelijk een ernstige en goede broedduif. Bij de desbetreffende koppels volgden de Engelse duivinnen gelukkig het voorbeeld van hun Saksische partner. De duivinnen broedden allen goed. Er werden dus verschillende jongen geboren dat jaar. Ik hoopte enkel maar dat zij over de gele of rode kleurslag zouden beschikken met zo weinig mogelijk witte veren.

Het eerste jong, geboren einde maart uit een gele Saksische doffer en een rode Engelse duivin was echter een slecht begin. Het jong had een soort chocoladekleur (dominant rood), een grijze voetbevedering, een zilverkleurige rug en staart en verschillende witte slagpennen.

De schrik zat er direct goed in. Zouden alle jongen over zulk een verschrikkelijk lelijke bastaardkleur gaan beschikken? Wat was de oorzaak van deze lelijke kleur. Het lag hoogstwaarschijnlijk aan het feit dat rode en gele Engelse kroppers dominant gekleurd zijn. Het zijn in feite roodzilveren. De volgende koppels jongen moesten meer klaarheid in het duister brengen. Veertien dagen later werd het volgende koppel jongen geboren. Bij de pasgeboren diertjes leek het of 1 jong een geel albino-oog en het andere een rood albino-oog had. Spijtig stierven beide diertjes nog dezelfde van de geboorte. Ik zou opnieuw een volgende kweekronde moeten wachten.

Ook bij de volgende geborenen uit een gele Saksische doffer en een rode Engelse duivin had één jong een geel albino-oog en het andere een rood albino-oog. Toen zij verder opgroeiden, bleek het jong met geel albino-oog echter over een lelijke grijsachtige bastaardkleur te beschikken. Het leek zeer fel op de gelerchte kleurslag. In de borststreek hadden zij dezelfde bronsachtige schijn als de gemehlichten en de gelerchten. Het jong met rood albino-oog had weer die lelijke chocoladekleur. Ik kweekte dat jaar een 7-tal van deze jongen.

De beste dieren met geel albino-oog (allen duivinnen) zou ik het jaar daarna terugkoppelen aan een recessief gele doffer. Misschien waren de tweede generatiejongen wel intensiever geel van kleur? Kruisen met dominant rode vogels lukte dus blijkbaar niet al te best, althans er werden in de eerste generatie geen gele jongen geboren. Eerste generatie jongen geboren uit een gele doffer (Saksische kropper) x een roodbonte duivin (Engelse kropper): De gelerchte waren telkens duivinnen, de doffers waren chocoladegekleurde (dominant rode).


Eerste generatie jongen: De jonge bonte doffer is
geboren uit een geelbonte doffer (Engelse kropper) x
een gele duivin (Saksische kropper).

De gele jonge roek is een duivin en is geboren uit een
gele doffer (Saksische kropper) x geelbonte duivin
(Engelse kropper). Het is met deze dieren alsook met
de gelerchte duivinnen dat later successen werden
geboekt.

Datzelfde jaar koppelde ik tevens een gele Saksische doffer aan een gele Engelse duivin. Omdat de duivin slecht broedde, kwamen de jongen slecht of niet uit of stierven zij kort na hun geboorte. Allen hadden echter een geel albino-oog. Omdat de kans erin bestond dat de diertjes geboren uit dit koppel volledig over de gele kleur zouden beschikken, verlegde ik later in het kweekseizoen de eieren onder een goed broedend koppel. Uit dit koppel eieren was er slechts 1 bevrucht. Het jong kwam gelukkig ‘goed uit het ei’ en groeide zonder problemen op. Het was een 100 % geeljong. Er was geen enkel wit veertje te bespeuren.

Ook de gele Engelse doffer, die ik in eerste instantie gekoppeld had aan een rode Engelse soortgenoot heb ik dat jaar gekoppeld aan een gele Saksische duivin. Hieruit werd een geelbonte doffer geboren.

Het kruisen is dus een zeer boeiende onderneming. Je komt voor veel interessante als minder interessante verrassingen te staan. Het blijft echter vaak de enige weg naar succes. Je moet vooral geduld hebben, geluk en veel vakkennis.

Eerste generatie jongen: De jonge bonte doffer is geboren uit een geelbonte doffer (Engelse kropper) x een gele duivin (Saksische kropper).

De gele jonge roek is een duivin en is geboren uit een gele doffer (Saksische kropper) x geelbonte duivin (Engelse kropper). Het is met deze dieren alsook met de gelerchte duivinnen dat later successen werden geboekt.