Fokkers die over goed geïsoleerde hokken beschikken kunnen naar mijn mening vroeger met de kweek starten dan diegenen die over koudere hokken beschikken. De kweekresultaten hangen vaak af van het hok waarin de dieren gehuisvest zijn. Een beschrijving van hoe een duivenhok het best gebouwd wordt, wordt op de pagina ‘de huisvesting van kroppers’ beschreven. We weten allen dat een goed duivenhok liefst met de voorkant naar het zuiden, het zuidoosten of het zuidwesten gebouwd moet worden en dat je nimmer de voorkant naar het noordwesten of het noorden bouwt. Uit ervaring weet ik dat in zulke hokken de kweekresultaten zullen uitblijven. Het is te koud en de duiven geraken niet voldoende gemotiveerd om met kweken te beginnen. Bijgevolg krijg je dan te maken met onbevruchte eieren, verkilde jongen, ... maar ook allerhande ziekten en euvelen vertoeven vaak op deze hokken.
De 6 hokken die ik gebruik zijn tuinhokken die met de voorkant naar het zuiden of zuidwesten gericht staan.
Het eerste hok staat met de voorkant naar het zuidwesten gericht en is ingedeeld in 2 kweekhokken, 1 hok voor het spenen van de jongen en een berghok dat fungeert als opslagplaats voor voeder, duivenkorven, trainingskooien etc. De 4 ruimten meten elk ± 3 meter breed x ± 2.50 meter diep. Het is het oudste hok van de 2 en er ligt een betonnen vloer in. De voorkant is bijna volledig uit glas gebouwd. De hokken werden voorzien van een degelijke vliegruimte (volière). Dit hok biedt huisvesting aan 12 à 14 kweekkoppels en een 30-tal jonge dieren.
Het tweede hok staat met de voorkant naar het zuiden en is eveneens ingedeeld in 2 kweekhokken, 1 hok voor het spenen van de jongen en een berghok dat ook weer fungeert als opslagplaats voor voeder, duivenkorven, tentoonstellingskooien etc. De 4 ruimten meten elk ± 2.50 meter breed en ± 3,75 meter diep. Het is een modern duivenhok met een houten vloer. Deze vloer ligt 30 cm hoger dan het aardoppervlak. Het werd gebouwd in 1999 en volledig ontworpen voor het kweken van Gentse kroppers maar kan ook andere grote of middelgrote voetbevederde kroppers huisvesten. Ook hier werd veel glas gebruikt zodat er veel zon en licht de hokken kan binnendringen. Deze hokken werden voorzien van een zeer ruime en degelijke uitvliegruimte (volière). De bodem van de 3 uitvliegruimtes (volières) bestaat uit een dikke kiezellaag van ± 30 cm. Dit is een uniek systeem want de bodem blijft steeds mooi en zuiver. Telkens als het regent, en daar kennen we in ons kleine landje alles van, lossen de uitwerpselen op en verzinken tussen de kiezel waar ze 30 cm dieper volledig vergaan en door de aardbodem worden opgeslorpt. De dakzijde van de uitvliegruimte is gedeeltelijk voorzien van doorzichtige kunststoffen dakplaten zodat het hok niet nat kan worden. Zo blijft immers de ruime uitvliegplank steeds droog. Mocht deze plank bij regenweer nat worden dan zouden de duiven hun voetveren te zeer bevuilen want op deze plank liggen vaak een massa uitwerpselen. Het hok biedt huisvesting aan 18 kweekparen en een 50-tal jonge dieren.
Hoewel sommige duivenliefhebbers de hokken met veel glas afkeuren, vind ik dat er zowel voor- als nadelen aan verbonden zijn. Al vlug na de winter vangen hokken met veel glas veel licht en warmte op tenminste als de glaszijde naar het zuiden, zuidoosten of zuidwesten gericht is. Bij duiven die in een zonnige ruimte zitten, ontstaat de behoefte tot paren veel vlugger dan bij duiven die in kille, donkere hokken zitten. Het gevolg is dat je veel vroeger met de kweek kan starten. Volgens mij zijn vroege jongen altijd een stapje voor. Het zijn vaak deze dieren die het mooie weer maken op de gekende jongdierendagen omdat zij lichamelijk in de ontwikkeling verder staan en meestal ook volledig uitgeruid raken.
Het probleem is echter dat hokken met veel glas 's nachts veel koude doorlaten, vooral in de winter als het vriest. Daarom is het vereist dat de andere wanden, muren en daken extra geïsoleerd worden. Dubbele wanden met isolatie zijn meestal wel voldoende. Het is een feit dat muizen en ander ongedierte graag in deze spouwmuren vertoeven. Als het aantal van deze ongewenste gasten te groot wordt, is de kans ook groter dat ze allerlei ziekten overbrengen. Deze knaagdieren lijden veelal aan 'tyfus' en besmetten het drinkwater en de reserves van graanmengeling die ze kunnen bereiken. Je moet daarom een regelmatige en ononderbroken jacht maken op ratten en muizen en vooral het eten bewaren buiten het bereik van deze knaagdieren. Zelfs de granen die na een voederbeurt blijven liggen, worden best onmiddellijk terug opgeborgen. De kunst is natuurlijk om zo te voederen dat er bijna geen granen blijven liggen bij het vallen van de avond.
Al jaren heb ik ervaring met hokken met veel glas. Van de kou heb ik of beter gezegd mijn duifjes echter weinig tot geen last gehad. Volwassen duiven blijken immers goed tegen kou bestand te zijn. Enkel jongen die nog niet bevederd zijn en die niet meer door hun ouders worden verwarmd, hebben kans om aan onderkoeling te sterven. De ouderdieren moeten zelf aanvoelen wanneer het tijd is om van de jongen af te gaan.
Als het zeer vochtig is, vooral in het voor- maar zeker in het najaar, zet ik de ramen open om de hokken voldoende te verluchten. Dit vergemakkelijkt bovendien het 'uitvliegen'. Als de duiven door een of andere reden niet naar buiten kunnen, plaatst ik eenvoudig een hor in het openstaande venster. Een goede verluchting voorkomt bepaalde ziekten zoals coccidioses en ademaandoeningen. Ook in de zomer als het te heet is, staan de ramen open, zeker gedurende de dag. Als de zon op de vensters schijnt, wordt het binnen in het hok immers snikheet. Gelukkig staat er bij mij een boom voor de hokken die bij hoge en felle zon voor de nodige schaduw zorgt. 's Avonds als de zon zakt, schijnt zij het hok net voldoende binnen zodat dit verwarmd wordt voor de komende nacht.
Dat glas extra broos is weet iedereen. Wees daarom extra voorzichtig met de steel van de hark of schop als je het hok reinigt. Een ongeval is vlug gebeurd. Je doet er ook goed aan om de glazen ruiten maandelijks, liefst veertiendaags, eens met een natte spons schoon te maken. Zo blijft alles netjes! Het is zeer prettig om je diertjes van buiten het hok gade te slaan, zonder de rust of de sfeer die er heerst te verstoren.
De duiven zelf vliegen zelden of nooit tegen de ruiten aan. Dit kan wel gebeuren als ze iets zien wat ongewoon of angstaanjagend is. Zulke dingen kan je voorkomen door de duiven steeds op dezelfde manier te benaderen. Draag daarom bij voorkeur steeds dezelfde kleding als je het hok binnengaat. De duiven zullen je na een tijdje kennen en geraken zeer vertrouwd met je. Roep je duiven ook steeds op dezelfde manier en maak geen bruuske of opvallende bewegingen. Sommige fokkers plaatsen zelfs een radio op het hok om de dieren aan de mensenstem te laten gewennen.
Zo zie je dat zowel hokken met veel glas als hokken zonder veel glas elk hun voor- en nadelen hebben. Het belangrijkste blijft steeds dat je je dieren goed verzorgt. Hiermee bedoel ik op tijd en stond vers drinkwater en voldoende vitaminen en mineralen verstrekken.